De Landerummerkooi gezien vanuit de lucht (foto: Kappix, 2012)
LANDERUMERKOOI
Naam: Landerumerkooi (ook wel Alberts Janskooi)
Eerste vermelding: 1700
Ligging: Terschelling, Landerum
Aantal vangpijpen: 4
Recht van afpaling/aantal meters: nee
Grootte: ca. 1,5 hectare
Kooitype: Terschellinger
Landschap: In de Terschellingerpolder
Eigenaar: Staatsbosbeheer
Kooiker(s): Gosse Buren
Huidige functie: Vangkooi
Vrij toegankelijk: Nee
Naamgeving
De Landerumerkooi is gesticht door twee personen uit Landerum en ontleent zijn naam aan dit dorpsgebied. De kooi wordt ook wel Alberts Janskooi genoemd, naar de kooiker Albert Jans Roos.
Geen afpalingsrecht
Eendenkooien zijn doorgaans in bezit van een afpalingsrecht om voor de rust in de omgeving te garanderen en zo de eenden niet te verjagen. Opvallend is dat dit bij de eendenkooien op Terschelling en Vlieland niet het geval is. Geen van de eendenkooien heeft afpalingsrecht.
Op de topografische kaart uit 1940 is de kooi duidelijk aanwezig. De verkaveling rond de kooi is nog niet herverkaveld. (bron: Topografische Dienst, Kadaster)
Voor het aanleggen van een eendenkooi was toestemming nodig van de overheid. Die bepaalde ook of een kooi recht van afpaling kreeg. Daarnaast moest pacht worden betaald aan de staat voor het gebruiken van de kooi (Jachtrecht). Op Terschelling was een kooi vaak in handen an meerdere eigenaren, die allemaal een belang hadden in de kooi. Dat zorgde ervoor dat alle betrokkenen zich inzetten voor het bewaren van de rust om de kooi. Later is er voor enkele kooien nog wel geprobeerd om dit afpalingrecht alsnog aan te vragen, maar zonder resultaat. Het ontbreken van afpalingsrecht onderscheidt de eendenkooien op Terschelling en Vlieland van andere eendenkooien in het waddengebied.
Ontstaansgeschiedenis
In 1700 vroegen Sicke Jansz en Douwe Cornelis Storm toestemming om een kooi te mogen stichten bij Landerum. De toestemming werd verleend en toen de kooi in 1728 werd verkocht, stond Douwe Cornelis Storm nog steeds als eigenaar genoemd. In 1778 werd de kooi verhuurd aan Pieter Willems Cupido, die het eerste jaar geen huur hoefde te betalen vanwege de herstelwerkzaamheden die hij aan de kooi uitvoerde. Rond 1808 werd de kooi gelegateerd aan Albert Jans Roos, die hem op zijn beurt ook grondig opknapte. Zijn naam bleef sinds dien aan de kooi verbonden. Hij was een van de eigenaren die tevergeefs alsnog probeerde afpalingsrecht te verkijgen.
In 1858 overleed Albert Jans Roos. Het eigendom van de kooi werd verdeeld onder zijn kinderen. De kooi zou tot 1950 in gedeeld eigendom blijven. Zij werd verhuurd aan verschillende kooikers.De vangsten waren in de eerste helft van de twintigste eeuw redelijk, al waren de prijzen van eenden niet altijd even gunstig. In 1920, tijdens de huur van Jauk Haan (1912 – 1934), werd het oude kooihuisje vervangen.
Het kooibos bestaat voor een groot deel uit zwarte els. (foto: Gerard van Looijengoed van Landschapsbeheer Friesland, 2015)
Elzenbos
In 1950 vond een ruilverkaveling plaats en ook de kooi werd in de plannen meegenomen. Jelle Pals had voor de ruilverkaveling het grootste deel van de kooi in bezit en krijgt dan de hele kooi toegewezen. In de ruilverkaveling wordt ook het bos rond de kooi uitgebreid. Omdat de grond vrij nat is, worden elzen aangeplant. Het hout uit het kooibos wordt vooral gebruikt als haardhout.
In 1967 verkocht toenmalig eigenaar dr. Gerrit A. Brouwer de kooi aan Natuurmonumenten, maar wel onder voorwaarden. “De koopster verbindt zich het verkochte als eendenkooi (vangkooi) in gebruik te houden, zij het met zodanige beperkingen in de vangst als uit oogpunt van natuurbescherming geboden is en slechts zolang dit, gezien de omstandigheden, voor koopster redelijkerwijs mogelijk is.” Natuurmonumenten hield zich aan de voorwaarden en zorgde ervoor dat de kooi werd onderhouden. Zij verhuurde de kooi aan diverse kooikers.
In 2001 ruilde Natuurmonumenten de kooi met Staatsbosbeheer tegen een stuk grond op de vaste wal. De voorwaarden die in de koop in 1967 zijn gesteld, worden ook nu in acht genomen. De kooi blijft een vangkooi, maar er mag uitsluitend wilde eend worden gevangen.
Zicht op de kolk. (foto: Gerard van Looijengoed van Landschapsbeheer Friesland, 2015)
Overzicht kooikers
- Pieter Willems Cupido 1778
- Albert Jans Roos 1832
- Ane Jans Kuyper en Cornelis Tjaards Boer en Reinder Rinks Buren 1906 – 1911
- Jauk Haan 1912 – 1934
- Ane Jans Kuyper 1934 – 1950
- Douwe Hek, Piet van Zwol en Arie Doeksen 1977 – 1980
- Arie Buren, Douwe Hek, Piet van Zwol en Arie Doeksen 1980 – 1985
- Arie Buren, Piet van Zwol en Arie Doeksen 1988 – 1991
- Arie Buren en Douwe Hek 2003 – 2010
- Arie Buren 2010 – 2014
- Gosse Buren 2014 –
Literatuur
- A. Kok, 2006: Aastermiede & Wachthuusplak. Veldnamen op Terschelling in duin en polder. Van Gorcum, Assen.
- P. Lautenbach, 2010: Eendenkooien. De laatste heiligdommen van Terschelling. Van Gorcum, Assen.
- J. Belonje, 1978: De eendenkooien op Terschelling in: De Miedbringer. Stichting Ons Schellingerland, Terschelling.