Bemonsteren van wilde vogels
Om de kennis op het gebied van vogelgriepvirussen in wilde vogels te vergroten voert de afdeling virologie van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam sinds 1998 een grootschalig bemonsteringsprogramma uit.
Binnen dit programma worden jaarlijks ongeveer 15.000 monsters geanalyseerd op de aanwezigheid van vogelgriepvirussen, waarbij de grootste aantallen worden gevonden in wilde eenden. Om deze monsters te verkrijgen werd de samenwerking gezocht met een groot aantal experts op het gebied van wilde vogels, waaronder kooikers. Een monster bestaat uit het afnemen van een uitstrijkje van de cloaca met een steriel wattenstaafje dat vervolgens in een buisje met medium onder koeling bewaard wordt. Gedurende het onderzoek is gebleken dat HPAI virussen ook via de luchtwegen kunnen worden uitgescheiden, met als gevolg dat sinds 2006 naast het monster van de cloaca ook een monster van de keel wordt afgenomen. De monsters worden in het lab in Rotterdam geanalyseerd. Indien het vogelgriepvirus aanwezig is in het monster, wordt er een poging gedaan het virus te kweken. Het kweken gebeurt door een kleine hoeveelheid van het oorspronkelijke monster in bebroede kippeneieren te brengen. Als de kweek succesvol is, kan het virus gekarakteriseerd worden door het HA- en NA-subtype te bepalen. Het vogelgrieponderzoek draagt bij aan het vergroten van kennis over de verspreiding en evolutie van vogelgriepvirussen, aan het verbeteren van diagnostiek en aan vaccinontwikkeling.
Tot zover zijn er, naast honderden LPAI virussen, geen HPAI H5 of H7 virussen gevonden in wilde vogels. Het bemonsteren heeft veel kennis opgeleverd over de rol die de afzonderlijke vogelsoorten spelen in de verspreiding en evolutie van vogelgriepvirussen en draagt daarnaast bij aan het verbeteren van het vogelgrieponderzoek. Echter, er zijn nog veel vragen over hoe vogelgriepvirussen verspreid worden. Zo willen onderzoekers graag meer weten over de rol van migrerende ten opzichte van niet migrerende watervogels, en waar de virussen zich bevinden gedurende het jaar. Om vragen beter te beantwoorden wordt het bemonsteren van wilde vogels meer gericht op bepaalde vogelsoorten, zoveel mogelijk verspreid in het jaar.
Verder ligt er naast het opsporen van H5 en H7 virussen, meer nadruk op LPAI virussen. In tegenstelling tot HPAI virussen, worden LPAI virussen zeer regelmatig in wilde vogels
gevonden. Daarnaast wordt er aangenomen dat LPAI virussen de voorlopers zijn van HPAI virussen. Dit maakt dat LPAI virussen zeer geschikt zijn voor het bestuderen van verspreiding en evolutie van vogelgriepvirussen.