Het Overijsselse type
Dit type heeft de spiegel aan het spiegeleinde van de vangpijp gemeen met het Fries type. De vangpijp is vaak echter veel langer, namelijk 25 tot 60 meter, en heeft aan één zijde zogenaamde kortschermen die verspringen ten opzichte van elkaar.
Er is sprake van grote variatie, kortschermen kunnen zowel in de binnen als buitenbocht staan. De breedte van de vangpijp bedraagt ca. 5 tot 8 meter met een waterbreedte van ca. 3 meter. Eén zijde van de vangpijp is voorzien van een aaneengesloten rietscherm.
De vangpijp is van boven plat afgedekt met rechte liggers met een net of gaas erop. Hierop legt men takken en wat blad, waardoor de pijp van boven donker oogt en de spiegel aan het eind als een opening lokt. De spiegel is voorzien van gaas. Als de eenden daartegen aanvliegen, vallen ze op de grond. Onder de spiegel staat de zogenaamde overval, een schermpje van een halve meter hoogte, waardoor de eenden niet meer in de vangpijp kunnen terugkijken. Meestal zijn hier ook enkele takken in de grond gestoken. Als de eenden eenmaal daartussen beland zijn, kunnen ze nog moeilijk, of helemaal niet meer, opvliegen. Zo worden ze gedwongen het vanghokje in te lopen.
Het gaat hier eigenlijk om een tussenvormtype met een Hollands begin en een Fries uiteinde.